De Juglans en de noot
De officiële naam luidt Juglan.s Regia. Juglans komt van 'Jovis Glans' ofwel eikel van Jupiter; regia betekent koninklijk. Inderdaad is de walnoot een 'koninklijke' boom. De teelt van walnoten is in onze streken steeds beperkt geweest tot bomen rond boerderijen en huizen en tot stadswal- en dijkbeplantingen. Echte notenbeplantingen kwamen en komen maar beperkt voor maar het areaal groeit de laatste jaren gestaag, mede door de belangstelling voor agroforestry en de vergroening.
Het geslacht Juglans (Walnoot) telt vele soorten. Walnoten zijn bladverliezende bomen of soms struiken met oneven geveerde, aromatische bladeren. De bloemen zijn eenslachtig; beide de mannelijke en vrouwelijke komen op dezelfde plant voor (eenhuizigheid). De vele mannelijke bloemen zijn verenigd in smalle, hangende katjes die al in de nazomer in de bladoksels zichtbaar worden. Men vindt ze aan het eind van de scheuten. Bloembekleedselen en schutbladen en -blaadjes vormen samen een 5-7 lobbige schub.
De vrouwelijke bloemen zijn minder talrijk. Ze staan eindelings op een korte scheut van de nieuwe groei (terminaal groeiend). Het vruchtbeginsel is onderstandig en bestaat uit gelobde bloembekleedselen vergroeid met een omwindsel {bestaande uit schutbladen en -blaadjes). De stijl is in twee lange teruggebogen delen vertakt. De vrucht is een hardschalige noot, omgeven door een dunne of vlezige bolster. Deze springt alleen bij de Gewone Walnoot open.
Alle andere Walnootsoorten staan ook als eetbaar te boek. De belangrijkste daarvan is Juglans nigra, de Zwarte Walnoot, zo genoemd naar de donkere bast. De grote boom met zeer waardevol hout stamt uit Noord-Amerika en is een fraaie parkboom. In de Verenigde Staten kent men er vele rassen van. De vruchten hebben een typische, daar gewaardeerde smaak. Een nadeel is dat de schaal zo dik is en dat de bolster vast om de schaal blijft zitten. Ook het kraken van de noot is lastig.
De 'notelaar' gedijt het beste in een klimaat met niet te koude winters en warme zomers. Wat het eerste betreft: de Gewone Walnoot kan vorst van 20 tot 40 °C verdragen (winterhardheid), zij het dat er een groot verschil in gevoeligheid tussen de rassen bestaat. Een belangrijke temperatuurinvloed in Nederland en België is die van de late nacht vorst in het voorjaar. De tere jonge scheuten en vrouwelijke bloemen worden zeer gemakkelijk door temperaturen beneden 0 0C beschadigd, waardoor misoogsten kunnen ontstaan. Daarom moeten wij bij voorkeur rassen aanplanten die voldoende winterhard zijn en laat bloeien. Dit moet ook weer niet te laat zijn omdat dan een te kort groeiseizoen resteert voor goede uitrijping van vruchten en scheuten.
Alles overziende zal bij de juiste rassenkeuze de Gewone Waliloot hier best gedijen; er zijn oude bomen genoeg die daarvan getuigen. In Zuid Nederland zal dat meer het geval zijn dan in Noord-Nederland gezien de gemiddeld wat hogere temperaturen .De kuststrook beeft het voordeel van weinig nachtvorsten boven het binnenland, maar het laatste gebied is in het voordeel wat betreft windkracht.