Water

Het vochtleverend vermogen duidt op de hoeveelheid vocht die een grond in een groeiseizoen van 150 dagen (vanaf 1 april) in een droog jaar aan de plantenwortels kan leveren. Dit is een belangrijk gegeven omdat de grond gedurende het gehele groeiseizoen in staat moet zijn om scheut- en vruchtgroei ongestoord te laten verlopen. Het vochtleverend vermogen hangt af van aard, opbouw en dikte van het bodemprofiel en het capillaire vermogen van de ondergrond. In bodems die hoog boven het grondwater liggen, draagt de capillaire opstijging van water vanuit het grondwater nauwelijks of niet bij aan het vochtleverend vermogen. Hier moeten de bomen het hebben van neerslagwater dat in de grond boven het grondwater blijft hangen (hangwaterprofielen). In laag gelegen bodems is de wateraanvoer vanuit de ondergrond vrijwel onbeperkt (grondwaterprofielen). Bodems tussen beide in moeten het gedeeltelijk hebben van capillaire aanvoer vanuit het grondwater, maar in die gevallen is de voorziening van water naar de wortels slechts gedurende een deel van het groeiseizoen voldoende (tijdelijke grondwaterprofielen).

Daarnaast is het verloop van de grondwaterstanden van belang. Hierbij zijn van betekenis de gemiddelde grondwaterstand in het voorjaar (1 april) en de gemiddeld laagste grondwaterstand in een 10 % droog jaar. Dit laatste is een jaar waarvan wordt aangenomen dat de potentiële verdamping tijdens het groeiseizoen de neerslag met meer dan 200 mm overtreft en dat is statistisch eens in de 10 jaar.