Bodem
De walnoot groeit op vele gronden, mits goed doorlatend en diep bewortelbaar. De optimale pH is tussen 6,5 en 7,5 maar tussen 5,5 en 8,5 gaat het prima. In Nederland betekent dat walnotenbomen het goed doen op goed ontwaterde kleigronden, zavelgronden en rijke zandgronden. Ook een voldoende hoog organisch stofgehalte is belangrijk. Op andere gronden zijn mogelijk aanvullende maatregelen nodig om tot een goede groei en dus goede productie te komen.
De bodem moet aan bepaalde eisen voldoen om een vitale en rendabele boomgaard met walnoten op te zetten. Een goede bovengrondse groei is alleen mogelijk als de wortels over de gehele oppervlakte tot een redelijke diepte goed kunnen groeien. Die ondergrondse groei en de opname van water en voedingstoffen stelt eisen aan de bodem.
Eisen aan de bodem:
- Geen storende lagen, dus diep beortelbaar
- Voldoende organische stof
- Grondwaterstand, geen hoge grondwaterstanden
- Goede bodemstructuur, heterogeen poriënstelsel, hoge infiltratiesnelheid
- Kalk en pH (optimale pH ca 6,5)
- Voor walnotenbomen zijn lichte kleigronden en lemige zandgronden het meest gunstig
- Goed vocht leverend vermogen, hoe hoger hoe beter
- Hoge infiltratiesnelheid van water: geen natte plekken en plassen
- Grondsoort niet te zwaar en niet te licht
- Bemesting op basis van grondanalyse en in volwassen boom stadium ook bladanalyse.