De hazelaar en de noot

Hazelaars komen over het gehele noordelijke halfrond voor, al is dat met verschillende soorten. Er zijn in totaal 19 soorten, waaronder drie soortkruisingen. Bij de teelt van de algemeen bekende hazelnoten gaat het om de Gewone hazelaar en de Lambertsnoot of kruisingen tussen beide. Bij de Latijnse naamgeving komt eerst de naam van het geslacht (Corylus) en daarna de soortnaam, beide schuingedrukt. De Nederlandse naam ‘Hazel’ komt waarschijnlijk van het oude woord ‘haesel’ (kap of muts), wat slaat op de vruchthuls.

Het slagen of mislukken van een notengaard met hazelaars hangt sterk af van de keuze van het perceel. De hazelaar is gevoelig voor wateroverlast en droogte en jonge scheuten kunnen worden beschadigd door nachtvorst in het voorjaar. Deze schade moet dus zoveel mogelijk worden vermeden en dat geldt ook voor schade door harde wind.

De hazelaar is in Nederland inheems en overal te vinden. Dit zou erop kunnen wijzen dat hazelaars weinig eisen stellen aan de bodem. Voor een boomgaard met hazelaars moet de bodem echter zeker aan bepaalde voorwaarden voldoen. Een winstgevende teelt vereist dat een volwassen beplanting, gemiddeld over de jaren heen, minstens 2 ton hazelnoten per ha en goed gevulde hazelnoten moet voortbrengen. Zo’n productie is alleen mogelijk wanneer (vruchtbare) hazelaarrassen over de gehele oppervlakte van een geplant perceel zodanig groeien dat na 5 tot 6 jaar aaneengesloten uniforme rijen in de beplanting, zijn ontstaan. Zo’n bovengrondse ontwikkeling is alleen mogelijk wanneer ook de wortels zich over de gehele oppervlakte van het perceel tot een zekere diepte zodanig goed kunnen ontwikkelen, dat voldoende water en voedingsstoffen kunnen worden opgenomen

Voordat wordt overwogen een boomgaard met hazelaars aan te leggen en een rassenkeuze te maken, moet er aandacht zijn voor bloei en bestuiving. Zonder goede kennis van deze onderwerpen is planten van een boomgaard met hazelaars riskant. Het gevolg kan namelijk zijn dat deze geen noten zal voortbrengen. Dat heeft drie oorzaken. Ten eerste zijn rassen van hazelaar in grote meerderheid zelfonverdraagzaam; er is geen vruchtzetting na zelfbestuiving, want de hazelaar is een kruisbestuiver. Om vruchtzetting te waarborgen moeten in een boomgaard verschillende rassen bij elkaar worden geplant. Ten tweede zijn hazelaarrassen onderling soms onverdraagzaam. Het gevolg daarvan is dat ondanks dat in een boomgaard verschillende rassen goed gemengd bijeen staan er toch geen noten worden geoogst. Er moeten daarom uitsluitend rassen worden gecombineerd die elkaar wel ‘met vrucht’ kunnen bestuiven. Een  derde probleem is dat hazelaarrassen zodanig uiteenlopende bloeitijden kunnen bezitten dat ze elkaar niet overlappen en er geen sprake kan zijn van kruisbestuiving.