Bemesting
Aanwezigheid van voedingselementen in de bodem is geen garantie dat ze in voldoende mate in de hazelaars terechtkomen. Daarom is naast bodemonderzoek bladanalyse bij grotere hazelaars de geëigende methode om meer over de voedingstoestand van hazelaars te weten te komen. Bladanalyse kan alleen goed worden geïnterpreteerd wanneer norm waarden bekend zijn. Te lage waarden van de elementen kunnen leiden tot gebreksziekten, te hoge tot overmaatziekten (giftigheid) of tot te lage gehalten aan andere voedingselementen. Molybdeen ontbreekt in Tabel maar volgens Franse gegevens zou een bladgehalte van 0,26 mg/kg voldoende zijn. Bij bladgehalten aangeduid als ‘gebrek’ of ‘beneden normaal’ is aanvullend bemesten nodig. Bij ‘normale’ gehalten ook, maar minder, meer gericht op handhaving van de voedingstoestand. Bij bladgehalten ‘boven normaal’ en ‘overmaat’ wordt het betreffende element niet toegediend
Grenswaarden van enkele elementen
Grenswaarden van hoofdelementen (in g/kg droge stof) in hazelaarblad.
Element |
Gebrek |
Beneden normaal |
Normaal |
Boven normaal |
Overmaat |
Stikstof (N) |
< 18 |
18 - 22 |
22 - 25 |
25 - 30 |
> 30 |
Fosfor (P) |
< 1 |
1,1 - 1,3 |
1,4 - 4,5 |
4,6 - 5,5 |
> 5,5 |
Kalium (K) |
< 5 |
5 - 8 |
8 - 20 |
20 - 30 |
> 30 |
Gebrekziekten
Er zijn twee typen gebreken; ‘echte’ en ‘opgewekte’. Echt gebrek is een gevolg van onvoldoende voorradig zijn van een voedingsstof in de bodem. Dit zal voor hoofdelementen beperkt voorkomen op gronden die al lang in cultuur zijn. Voor spoorelementen kan dit anders liggen en zal door bemesten of eventueel door bladbespuitingen moeten worden gecorrigeerd. Bij opgewekt gebrek is het element wel in de bodem aanwezig maar kan het niet goed worden opgenomen door het gewas. Hiervoor zijn twee oorzaken.
Ten eerste kan beschikbaarheid onvoldoende zijn als gevolg van bodemomstandigheden. Blokkering van opname komt voor bij: fosfaat (door te hoge of juist te lage pH en te veel kalk in de bodem), bij mangaan (door te hoge pH) en bij koper (door te hoge pH en grote rijkdom aan oude humus) en bij ijzer (door te hoge pH, armoede aan organisch materiaal of te veel actief calcium in de bodem).
Ten tweede kan er een antagonisme tussen twee elementen bestaan. In dat geval is een van beide in zodanige hoeveelheden aanwezig dat het de opname van de tweede belemmert. Dit kan voorkomen bij kalium-magnesium, fosfaat-zink, fosfaat-ijzer en koper-ijzer. Bij de hazelaar komt zo’n antagonisme het meest voor bij K en Mg en bij Fe en Ca. Naast deze oorzaken kan ‘ondervoeding’ ontstaan door slecht functioneren van wortels door bodemverdichting en zuurstoftekort. Dit is zichtbaar aan een ziekelijke bladstand en armelijke groei.
Hoeveelheden nutriënten en meststoffen (stikstof)
Stikstoftekort uit zich in een bleke bladkleur, geringe scheutgroei en kleinere noten met dunnere schalen. Doel van stikstofbemesting is de bomen goed aan de groei te houden, voldoende vrucht te laten dragen en een goede nootkwaliteit te verzekeren. Overmaat aan stikstof moet worden vermeden, omdat dit kan leiden tot te sterke groei die ten koste kan gaan van de vruchtdracht. Voor jonge bomen staan de adviezen in onderstaande Tabel.
Stikstofbemesting aanbevolen voor jonge hazelaars geplant op 6 x 6 m.
Groeijaar | g N per boom | Wijze van toedienen |
1e | 0* | niet van toepassing |
2e | 20-25 | 0,50 m rondom de stam |
3e | 30-40 | 1 m rondom de stam |
4e | 50-60 | 1 m ter weerszijden langs de rij |
5e | 60-80 | 1,2 m ter weerszijden langs de rij |
6e | 70-90 | 1,2-1,5 m ter weerszijden langs de rij |
*) op voorheen goed gecultiveerde gronden en op lichte gronden na bemesten met organisch materiaal bij het planten. Variatie in gift afhankelijk van N-gehalten van de grond.
Voor meer informatie zie de handleiding Teelt van Hazelnoten.