Bodem, water en bemesting
De hazelaar is in Nederland inheems en overal te vinden. Dit zou erop kunnen wijzen dat hazelaars weinig eisen stellen aan de bodem. Voor een boomgaard met hazelaars moet de bodem echter zeker aan bepaalde voorwaarden voldoen. De geschiktheid van de bodem voor hazelnotenteelt wordt bepaald aan de hand van de granulaire samenstelling, de structuur, de bewortelbare diepte, de grondwaterstand in zomer en winter, de chemische bodemvruchtbaarheid en het organisch stofgehalte.
De hazelaar wordt beschouwd als een vochtminnend gewas, niet zo zeer omdat een zekere droogte niet kan worden doorstaan, maar omdat processen als bevruchting, scheutgroei, ontwikkeling van schaal en kern en bloemknopvorming zo ongestoord mogelijk moeten verlopen. Bij watertekorten worden deze processen geschaad. De nadelen zijn afhankelijk van de periode waarin het watertekort optreedt. In de periode mei - juni zal vooral de scheutgroei te lijden hebben. Watertekort vanaf half juni tot begin juli benadeelt schaalgroei en vanaf half juli tot half augustus de kerngroei. Droogte vanaf eind augustus kan leiden tot voortijdige bladval, wat de mechanische oogst hindert. Nog later optredende watertekorten in september - oktober kunnen leiden tot verbruinen en val van nog gesloten katjes.
De hazelaar stelt geen hoge eisen aan de bemesting en daarom hoeft maar spaarzaam te worden bemest, wat is gunstig is voor het milieu. Mesten vóór het planten is bedoeld om de vruchtbaarheid van de grond te verbeteren. Zo’n voorraadbemesting heeft meestal betrekking op organische stof, kalk, calcium (Ca), kalium (K) en magnesium (Mg) en wordt uitgevoerd vóór het planten of in de eerste paar jaar daarna. Voor het planten heeft de voorkeur, omdat dan de toegevoegde stoffen in de grond kunnen worden gewerkt zonder dat bomen in de weg staan. Zijn de bomen eenmaal in productie dan is onderhoudsbemesting nodig en die hangt af van de uitslagen van zowel grond- als bladanalyses.